Il considère que la pause-carrière définie aux articles 116 et suivants de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et absences autorisés pour les membres du personnel des administrations fédérales, notamment le congé pour soins palliatifs, est désormais un droit et que conformément à l'article 124 du même arrêté, le congé pour interruption de carrière est un congé sans solde mais néanmoins considéré comme une période d'activité.
De Raad van State stelt eens te meer vast dat de commentaar bij de ontworpen bepaling niet voldoende duidelijkheid schept. De Raad van State stelt dat de loopbaanonderbreking, bepaald in artikel 116 en volgende van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden, toegestaan voor de personeelsleden van de rijksbesturen, waaronder het verlof voor palliatieve verzorging, voortaan een recht is en dat luidens artikel 124 van hetzelfde besluit het verlof voor loopbaanonderbreking niet bezoldigd is, maar niettemin gelijkgesteld wordt aan de periode van dienstactiviteit.