9. constate que les minorités religieuses se retrouvent dans une situation très précaire dans la Turquie islamiste; constate que les communautés orthodoxe et catholique n'ont toujours pas la personnalité juridique, que les églises ne peuvent acquérir des propriétés et que les propriétés saisies n'ont toujours pas été restituées; constate que les minorités religieuses en Turquie sont victimes non seulement de discriminations et de toutes sortes de tracasseries administratives, mais aussi de violences croissantes; voit dans l'arrêt rendu par la Cour de cassation turque le 26 juin 2007 à l'encont
re du Patriarche de Constantinople une illustration du traitement que l ...[+++]a Turquie réserve à ses minorités religieuses; juge inacceptable qu'un État officiellement candidat à l'Union européenne viole ainsi les droits et les libertés des minorités religieuses, et exige que la Turquie adopte sans tarder une loi sur les fondations, mettant fin à l'insécurité juridique actuelle, et arrête une réglementation claire, garantissant intégralement le libre exercice de la religion et permettant aux minorités religieuses notamment d'acquérir des biens immobiliers et de former des ministres du culte; attend que l'aide financière à la Turquie soit désormais subordonnée à la protection du patrimoine chrétien; 9. stelt vast dat godsdienstige minderheden zich in het islamitische Turkije in een zeer precaire situatie bevinden; stelt vast dat de orthodoxe en katholieke gemeenschappen nog altijd geen rechtspersoonlijkheid hebben, dat k
erken geen eigendom kunnen verwerven en dat in beslag genomen eigendommen nog altijd niet zijn teruggegeven; stelt vast dat godsdienstige minderheden in Turkije niet alleen het slachtoffer zijn van discriminatie en allerhande administratieve pesterijen maar ook van stijgend geweld; vindt de uitspraak van het Turkse Hof van Cassatie van 26 juni 2007 ten aanzien v
an de Patriarch van ...[+++]Constantinopel illustratief voor de behandeling door Turkije van zijn godsdienstige minderheden; vindt het onaanvaardbaar hoe een officiële kandidaat-lidstaat van de EU de rechten en vrijheden van godsdienstige minderheden schendt en eist dat Turkije zonder uitstel een wet over stichtingen uitvaardigt die een einde maakt aan de bestaande rechtsonzekerheid, en een duidelijke regelgeving vaststelt, die de vrije uitoefening van godsdienst ten volle garandeert en godsdienstige minderheden onder andere toelaat onroerend goed te verwerven en geestelijken op te leiden; verwacht dat financiële steun aan Turkije voortaan afhankelijk wordt gemaakt van de bescherming van het christelijk erfgoed;