Le juge a quo demande à la Cour si cette disposition viole les articles 10, 11 et 13 de la Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, dans la mesure où « les parties à une procédure en annulation devant la Cour constitutionnelle ne sont pas tenues de déposer un mémoire et où le fait de ne pas introduire un mémoire ne
donne pas lieu à un constat de défaut d'intérêt, alors que les parties ayant introduit, devant le Conseil d'Etat, une procédure en annulation d'un arrêt du Conseil pour les contestations des autorisations sont tenues d'introduire un mémoire, sans quoi le défaut d'intérêt est au
...[+++]tomatiquement constaté ».De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of die bepaling de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schendt in zoverre « er op partijen in procedures tot nietigverklaring voor het Grondwettelijk Hof geen verplichting rust om een memorie in te dienen en dat bij het niet indienen van een mem
orie geen gebrek aan belang wordt vastgesteld, terwijl er in procedures tot nietigverklaring voor de Raad van State van een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen wel een dergelijke verplichting bestaat, alsmede er een automatisch rechtsgevolg v
...[+++]an niet-belang wordt gekleefd aan het niet hebben ingediend ervan ».