« Art. 3. Par dérogation à l'article 2, §§ 1 et 2, ne constitue pas une discrimination, une différence de traitement fondée sur une caractéristique liée à un des motifs de discrimination visés à l'article 2, § 1 lorsque, en raison de la nature d'une activité professionnelle ou des conditions de son exercice, la caractéristique en cause constitue une exigence professionnelle essentielle et déterminante, pour autant que l'objectif soit légitime et que l'exigence soit proportionnée.
« Art. 3. In afwijking van artikel 2, §§ 1 en 2, vormt een verschil in behandeling dat berust op een kenmerk in verband met een van de discriminatiegronden opgesomd in artikel 2, § 1, geen discriminatie indien een dergelijk kenmerk wegens de aard van de betrokken beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgeoefend, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem en het vereiste evenredig aan dat doel is.