(5) L'invocation par la Cour constitutionnelle de cette disposition de sa loi organique implique que dans un tel cas de figure, la Cour d'appel ne sera pas fondée à lui poser une question préjudicielle dans la mesure où par son arrêt n° 187/2005 du 14 décembre 2005, la Cour constitutionnelle s'est déjà prononcée de manière claire sur le caractère inconstitutionnel de l'article 7, alinéa 1, 2°, ancien, du Code électoral.
(5) De inroeping door het Grondwettelijk hof van deze bepaling van zijn organieke wet houdt in dat in dergelijk geval, het Hof van Beroep niet gerechtigd is om het een prejudiciële vraag te stellen voor zover bij het arrest nr. 187/2005 van 14 december 2005, het Grondwettelijk Hof zich reeds duidelijk heeft uigesproken over de ongrondwettelijke aard van het oude artikel 7, eerste lid, 2° van het Kieswetboek.