Q. considérant que l'UpM est actuellement au point mort, notamment après le report sine die du deuxième sommet des chefs d'État ou de gouvernement de l'UpM et des réunions ministérielles ainsi que la démission de son secrétaire général; que le contexte régional d
ans lequel l'UpM se construit est marqué par des conflits territoriaux, des crises politiques et une montée des tensions sociales, et
qu'il s'est emballé dans les soulèvements populaires de Tunisie, d'Égypte et d'autres pays de la Méditerranée et du Moyen-Orient, ensemble de
...[+++] réalités qui ralentit le fonctionnement de ses institutions ainsi que le lancement des principaux projets d'intégration régionale identifiés par les chefs d'État et de gouvernement lors du sommet de Paris de juillet 2008 et par les ministres des affaires étrangères de l'UpM durant leur réunion des 3 et 4 novembre 2008 qui s'est tenue à Marseille; que l'UpM, qui était censée renforcer la politique de l'Union européenne dans la région, s'est avérée incapable de répondre à une méfiance croissante et de satisfaire les besoins fondamentaux de la population concernée,Q. overwegende dat de Unie voor het Middellande-Zeegebied momenteel op de lange baan is geschoven, met name sinds de tweede top van staatshoofden en regeringsleiders en de ministeriële bijeenkomsten van de unie voor onbeperkte tijd zijn uitgesteld en de secretaris-generaal van de unie ontslag heeft genomen; overwegen
de dat de regionale context waarin de Unie voor het Middellandse-Zeegebied zich ontwikkelt gekenmerkt wordt door territoriale conflicten, politieke crises en toenemende sociale spanning, en dat daar inmiddels de volksopstanden in Tunesië, Egypte en andere landen aan de Middellandse Zee en in het Midden-Oosten bovenop zijn
gekomen, ...[+++]en dat al deze factoren een belemmering vormen voor het functioneren van de instellingen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en voor de start van de grote regionale integratieprojecten die in juli 2008 op de top van Parijs door de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en op de bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken van de unie te Marseille op 3 en 4 november 2008 waren vastgesteld; overwegende dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, die werd geacht het EU-beleid in de regio te versterken, er niet in lijkt te zijn geslaagd het toenemende wantrouwen weg te nemen en te voorzien in de basisbehoeften van de betrokken volkeren,