4. Les États parties coopèrent et se consultent, en tant que de besoin, directement ou par l'intermédiaire de l'Agence internationale de l'énergie atomique et d'autres organisations internationales pertinentes, en vue d'obtenir des avis sur la conception, le maintien et l'amélioration des systèmes de protection physique des matières nucléaires en cours de transport international.
4. De Verdragsluitende Staten werken onderling samen en plegen overleg, indien nodig, rechtstreeks of door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en andere relevante internationale organisaties, teneinde richtsnoeren betreffende het ontwerp, de handhaving en verbetering van systemen voor fysieke beveiliging van kernmateriaal in internationaal vervoer te verkrijgen.