Afin de respecter les principes énoncés dans la Convention de l'O.N.U. sur le caractère imprescriptible des crimes de guerre et des crimes contre l'humanité (Assemblée générale du 9 décembre 1968, Rés. 2391) et dans la Convention européenne sur le caractère imprescriptible des crimes de guerre et des crimes contre l'humanité (Conseil de l'Europe, 25 janvier 1974), cette disposition rend imprescriptibles les infractions prévues.
In overeenstemming met de beginselen van de UNO-overeenkomst betreffende de onverjaarbaarheid van de misdaden tegen de menselijkheid en de oorlogsmisdaden (Algemene Vergadering van 9 december 1968, Res. 2391) en van de Europese Overeenkomst betreffende de onverjaarbaarheid van de misdaden tegen de menselijkheid en de oorlogsmisdaden (Raad van Europa, 25 januari 1974), maakt deze bepaling de opgesomde misdrijven onverjaarbaar.