Les droits d'inscription à ces formations dispensées par les établissements d'enseignement supérieur contribuent « à couvrir les coûts liés à l'organisation de cet enseignement », à côté des « financements spécifiques éventuels » et des « ressources patrimoniales propres affectées par l'établissement » (article 66, § 4, du décret du 7 novembre 2013).
Het inschrijvingsgeld voor die opleidingen verstrekt door de instellingen voor hoger onderwijs draagt bij tot « de dekking van de kosten die gepaard gaan met de organisatie van dit onderwijs », naast « de mogelijke specifieke financiering » en « de eigen vermogensmiddelen bestemd door de instelling » (artikel 66, § 4, van het decreet van 7 november 2013).