Les États membres devraient faire en sorte que les actions entreprises dans le cadre du Fonds respectent les obligations découlant des droits fondamentaux, établis notamment par la Convention européenne de sauvegarde des Droits de l'Homme et des libertés fondamentales (la Convention européenne des Droits de l'Homme), la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne, la Convention de Genève du 28 juillet 1951 relative au statut des réfugiés, telle que la complète le protocole de New York du 31 janvier 1967, ainsi que, le cas échéant, les autres instruments internationaux pertinents tels que la Convention des Nations unies de 1989 relative aux droits de l'enfant.
De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat acties in het kader van het Fonds de verplichtingen uit hoofde van fundamentele rechten respecteren, zoals die met name zijn vastgelegd in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden („het Europees Vedrag voor de rechten van de mens”), het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, alsmede, in voorkomend geval, andere relevante internationale instrumenten, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 1989.