7. Au cas où un droit fondamental est garanti de manière totalement ou partiellement analogue par la Constitution et
par une disposition conventionnelle, la proposition vise, sous réserve d'une application de l'article 26, §§ 2 et 3, à imposer une obligation de poser une question préj
udicielle à la Cour constitutionnelle sauf si la juridiction concernée considère que la disposition constitutionnelle n'est manifestement pas violée ou qu'il ressort d'un arrêt rendu par une juridiction internationale ou par la Cour constitutionnelle que
...[+++]la disposition conventionnelle ou constitutionnelle est manifestement violée.
7. Ingeval een grondrecht op geheel of gedeeltelijk analoge wijze is gewaarborgd door de Grondwet en een verdragsbepaling, beoogt het voorstel, behoudens toepassing van artikel 26, §§ 2 en 3, een verplichting op te leggen om de prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof tenzij het betrokken rechtscollege oordeelt dat de grondwetsbepaling klaarblijkelijk niet is geschonden of tenzij het oordeelt dat uit een arrest van een internationaal rechtscollege of van het Grondwettelijk Hof blijkt dat de bepaling uit het verdrag of uit de Grondwet klaarblijkelijk is geschonden.