Par son quatrième moyen d’annulation, la République hellénique fait valoir que la correction forfaitaire proposée de 5 %, au motif que certaines obligations et, notamment, celles relatives à l’utilisation d’engrais, de produits phytosanitaires, de pesticides ou d’autres substances similaires ont principalement été soumises à un contrôle visuel, est contraire au principe de proportionnalité.
Met haar vierde grond voor nietigverklaring voert de Helleense Republiek aan dat de forfaitaire correctie van 5 % een schending van het evenredigheidsbeginsel vormt, aangezien enkele verplichtingen, met name die in verband met het gebruik van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, pesticiden of andere verwante stoffen, voornamelijk visueel worden gecontroleerd.