En témoigne par exemple l'arrêt précité nº 95/2005 de la Cour d'arbitrage du 25 mai 2005, dans lequel, après n'avoir évoqué une violation des articles 41 et 162, alinéa 2, 2º, de la Constitution que si l'intervention du législateur compétent est « manifestement disproportionnée » (19) , la Cour s'exprime en ces termes avant de déclarer le moyen non fondé:
Dit blijkt bijvoorbeeld uit het voornoemde arrest nr. 95/2005 van het Arbitragehof van 25 mei 2005, waarin het Hof de schending van de artikelen 41 en 162, tweede lid, 2º, van de Grondwet alleen behandelt in het geval dat het optreden van de bevoegde wetgever « kennelijk onevenredig » (19) is, en waarin het Hof het volgende stelt, alvorens het middel ongegrond te verklaren :