3. En accordant aux référendaires près la Cour de cassation une rémunération qui, aux termes de l'article 365bis du Code judiciaire, est identique, après un stage de trois ans, à celle d'un substitut du procureur général et d'un substitut général près la cour d'appel et, à l'expiration de la treizième année, identique à celle d'un avocat général près la cour d'appel ou près la cour du travail, le législateur a reconnu implicitement la catégorie particulière que formaient ces référendaires dans l'organisation judiciaire.
3. Door de referendarissen bij het Hof van Cassatie een bezoldiging toe te kennen die, overeenkomstig artikel 365bis van het Gerechtelijk Wetboek, na een stage van drie jaar identiek is aan de wedde van substituut-procureur-generaal en substituut-generaal bij een hof van beroep, en na het verstrijken van het dertiende jaar, identiek is aan de wedde van advocaat-generaal bij een hof van beroep of bij het arbeidshof, heeft de wetgever impliciet erkend dat die referendarissen binnen de rechterlijke organisatie een bijzondere categorie vormen.