De l'article 259quater, § 3, alinéa 2, 3°, du Code judiciaire, modifié par la disposition attaquée, découle une différence de traitement entre, d'une part, les personnes qui, au moment où un mandat de premier président de cour d'appel devient vacant, se trouvent à moins de cinq ans de la limite d'âge visée à l'article 383, § 1, du Code judiciaire et, d'autre part, les personnes qui, à ce moment, se trouvent à au moins cinq ans de cette limite d'âge.
Uit het bij de bestreden bepaling gewijzigde artikel 259quater, § 3, tweede lid, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek vloeit een verschil in behandeling voort tussen, enerzijds, personen die op het ogenblik dat een mandaat van eerste voorzitter van een hof van beroep openvalt, minder dan vijf jaar zijn verwijderd van de leeftijdsgrens bedoeld in artikel 383, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek en, anderzijds, personen die op datzelfde ogenblik ten minste vijf jaar zijn verwijderd van die leeftijdsgrens.