1. Si la Cour estime que le comportement d'un agent, conseil ou avocat devant la Cour est incompatible avec la dignité de la Cour ou avec les exigences d'une bonne administration de la justice, ou que cet agent, conseil ou avocat use des droits qu'il tient de ses fonctions à des fins autres que celles pour lesquelles ces droits lui sont reconnus, elle en informe l'intéressé.
1. Indien het Hof van oordeel is dat een gemachtigde, raadsman of advocaat zich voor het Hof gedraagt op een wijze die met de waardigheid van het Hof of met de eisen van een goede rechtsbedeling onverenigbaar is, of deze gemachtigde, raadsman of advocaat van de hem met het oog op zijn functie toegekende rechten een ander gebruik maakt dan waartoe die rechten hem zijn verleend, deelt het dit de betrokkene mee.