(13) Selon cet arrêt, une décision
d'extradition peut soulever un problème au regard de l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme dans l'État requis « lorsqu'il y a des motifs sérieux et avérés de croire que l'intéressé, si on le livre à
l'État requérant, y courra un risque réel d'être soumis à la torture, ou à des peines ou traitements inhumains ou dégradants (Cour eur. dr. h., Soering c. Royaume-Uni, 7 juille
t 1989, § 91; voir aussi, notammen ...[+++]t, Cour eur. dr. h., Ryabikin c. Russie, 19 juin 2008, § 110; dans le même sens, s'agissant de l'expulsion d'un étranger, Cour eur. dr. h., N. c. Royaume-Uni, 27 mai 2008, § 30).(13) Volgens dit arrest kan een uitleveringsbesluit in de aangezochte staat een probleem doen rijzen ten aanzien van artikel 3 van h
et Europees Verdrag voor de rechten van de mens « wanneer er ernstige en vaststaande redenen zijn om te geloven dat de betrokkene, indien hij aan de verzoekende Staat wordt uitgeleverd, daar een rëel risico zal lopen te worden gefolterd, respectievelijk onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen te ondergaan (EHRM, Soering tegen Verenigd Koninkrijk, 7 juli 1989, § 91; zie ook, inzonderheid, EHRM, Ryabikin tegen Rusland, 19 juni 2008, § 110; in dezelfde zin, in verband met de uitzetting van een
...[+++]vreemdeling, EHRM, N. tegen Verenigd Koninkrijk, 27 mei 2008, § 30).