le rapport entre le rayon de courbure du tracé décrit par le stylet et la largeur de la zone réservée à l’enregistrement de la vitesse doit ne pas être inférieur à 2,4:1 quelle que soit la forme de la feuille d’enregistrement,
de verhouding tussen de kromtestraal van het door de stift beschreven tracé en de breedte van de zone, bestemd voor het registreren van de snelheid, bedraagt niet minder dan 2,4 op 1, ongeacht de vorm van het registratieblad.