L'instauration de la taxe sur la coïncinération des déchets, par le décret du 22 avril 2005, a été justifiée par la considération, d'une part, que, par la coïncinération des déchets, « les déchets sont définitivement détruits » (Doc. parl., Parlement flamand, 2004-2005, n° 192/1, p. 7, voir également Doc. parl., Parlement flamand, 2004-2005, n° 192/4, p. 5) et, d'autre part, que, bien qu'il s'agisse d'une valorisation, la coïncinération des déchets pollue l'environnement par l'émission de matières polluantes (Doc. parl., Parlement flamand, 2004-2005, n° 192/4, p. 11).
Het invoeren van de heffing op het meeverbranden van afvalstoffen door het decreet van 22 april 2005 werd verantwoord door de overweging, enerzijds, dat door het meeverbranden van afvalstoffen « de afvalstoffen definitief vernietigd worden » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2004-2005, nr. 192/1, p. 7; zie ook Parl. St., Vlaams Parlement, 2004-2005, nr. 192/4, p. 5) en, anderzijds, dat, ofschoon het om een nuttige toepassing gaat, het meeverbranden van afvalstoffen het milieu belast door de uitstoot van vervuilende stoffen (Parl. St., Vlaams Parlement, 2004-2005, nr. 192/4, p. 11).