Art. 111. Le candidat à une CPL(A), ATPL(A) ou une IR(A) doit démontrer un niveau de connaissances correspondant aux privilèges de la licence ou de la qualification qu'il veut obtenir, en réussissant les examens théoriques correspondants, conformément aux procédures prévues au présent chapitre, et aux dispositions déterminées par le directeur général par référence aux dispositions du JAR-FCL.
Art. 111. De kandidaat voor een CPL(A), ATPL(A) of een IR(A) moet blijk geven van een kennisniveau dat past bij de voorrechten van de vergunning of van de bevoegdverklaring die hij wenst te verkrijgen, door te slagen voor de betreffende theoretische examens, overeenkomstig de procedures van dit hoofdstuk en de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL vastgestelde beschikkingen.