5. juge que, compte tenu de la réduction de l'écart de productivité avec les pays émergents, l'Union européenne doit s'ef
forcer davantage de creuser son avantage compétitif; considère qu'une nouvelle stratégie à long terme pour une industrie durable de l'Union constitue un élément essentiel de la stratégie Europe 2020, et qu'elle doit être axée sur les industries de pointe qui peuvent être compétitives au niveau mondial et promouvoir les solutions technologiques innovantes dans les domaines, notamment, de l'approvisionnement énergétique et de la réduction des émissions de carbone; estime qu’elle devrait permettre un déplacement équilib
...[+++]ré de l'emploi vers les industries à faible émission de carbone, faire de la connaissance et de la créativité la principale ressource à disposition des individus, des entreprises et des régions, promouvoir l'économie sociale et soutenir activement l'innovation, l'investissement, la formation professionnelle, l'apprentissage tout au long de la vie, la transmission du savoir et des compétences et la création d'emplois de qualité dans de nouveaux domaines, en veillant notamment à ce que les jeunes aient accès à ces nouveaux domaines; estime que le fait de favoriser l'internationalisation des entreprises européennes, et en particulier des PME, sera déterminant pour renforcer notre compétitivité et notre potentiel de croissance à l'ère de la mondialisation; 5. is van mening dat, gezien de kleiner wordende productiviteitskloof met opkomende landen, de EU harder moet w
erken aan het vergroten van haar concurrentieel voordeel, dat een nieuwe langetermijnstrategie voor een duurzame industrie in de EU een noodzakelijk onderdeel vormt van de EU 2020-strategie, en dat deze gericht moet zijn op spitssectoren die concurrentieel kunnen zijn op wereldvlak en toonaangevend zijn in innovatieve technologische oplossingen op het gebied van onder meer energievoorziening en minder uitstoot van koolstof; is tevens van mening dat dit moet leiden tot een billijke verschuiving naar industriële activiteiten met
...[+++]een lage uitstoot van koolstof, waarbij kennis en creativiteit de belangrijkste middelen van de mensen, het bedrijfsleven en de regio's zijn, de sociale economie moet bevorderen en innovatie, investeringen, beroepsopleiding, levenslang leren, overdracht van kennis en vaardigheden en het scheppen van degelijke banen op nieuwe gebieden actief moet steunen, waarbij met name de toegang van jongeren tot deze nieuwe gebieden wordt gewaarborgd; is verder van oordeel dat het bevorderen van de internationalisering van de EU-bedrijven, en met name van de kmo's, fundamenteel is om het concurrentievermogen en de potentiële groei in een geglobaliseerde wereld te versterken;