Comme vous l'indiquiez, il convient désormais de tenir compte en la matière de la décision-cadre sur la lutte contre certaines formes et manifestations de racisme et de xénophobie au moyen du droit pénal, adoptée le 28 novembre dernier par le Conseil de l'Union européenne. En effet, cette décision-cadre impose notamment aux États membres d'incriminer l'apologie, le négationnisme ou la banalisation grossière des crimes de génocide, crimes contre l'humanité et crimes de guerre, lorsque ces crimes visent un groupe de personnes défini par des critères racistes ou xénophobes ou lorsque leur apologie, leur négation ou leur banalisation risque d'inciter à la violence ou à la haine.
De minister verklaarde dat in dat verband voortaan rekening moet worden gehouden met het kaderbesluit betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht, goedgekeurd op 28 november laatstleden door de Raad van de EU. Dat kaderbesluit legt met name de lidstaten op het vergoelijken, ontkennen of verregaand bagatelliseren van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden strafbaar te stellen wanneer die misdaden gericht zijn tegen een groep personen die wordt gedefinieerd op grond van racistische of xenofobe criteria of wanneer hun vergoelijking, hun ontkenning of bagatellisering tot geweld of haat dreigt aan te wakkeren.