Vertaling van "croissance réelle supérieur " (Frans → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

croissance réelle zéro | CRZ [Abbr.]
reële nulgroei

croissance réelle
reele groei

croissance réelle
reële groei

norme de croissance réelle
reële groeinorm

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Même si la Grèce a eu un taux de croissance réelle supérieur à la moyenne communautaire depuis 1996, la réduction de l'écart du revenu par tête a été moindre, en partie due à la forte croissance de la population, comme les résultats provisoires du recensement de la population de l'année 2001 le font apparaître.
Hoewel Griekenland sinds 1996 een hogere reële groei dan het EU-gemiddelde kent, is zijn achterstand qua inkomen per inwoner minder sterk afgenomen, wat voornamelijk kwam door een relatief sterke bevolkingsgroei, zoals blijkt uit de voorlopige resultaten van de in 2001 gehouden telling.

La croissance réelle du PIB (4,1% en 2001 et 4% en 2002) continue d'être supérieure à la moyenne de l'UE (1,6% en 2001 et 1% en 2002).
De reële groei van het BBP (4,1% in 2001 en 4% in 2002) ligt nog altijd boven het EU-gemiddelde (1,6% in 2001 en 1% in 2002).

Enfin, ils invoquent un argument théorique: lorsque la rente sur capital est supérieure à la croissance de la masse salariale (la croissance réelle des salaires + la croissance de la population active).
Ten slotte hanteren zij een theoretisch argument : wanneer de rente op kapitaal hoger is dan de groei van de loonmassa (reële loongroei plus groei van de werkende bevolking).

Art. 8. Dans l'article 9, alinéa 2, du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française, les termes « , ni supérieur à la croissance réelle du produit national brut » sont supprimés.
Art. 8. In artikel 9, tweede lid, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, worden de woorden « noch hoger dan de echte groei van het bruto nationaal produkt » geschrapt.

7. fait observer que le taux annuel d'inflation dans les 27 États membres est estimé à 2,7 % pour 2011, ce qui signifie que les augmentations nominales de 3,7 et 4,9 % proposées en 2012 pour les crédits d'engagement et les crédits de paiement représentent, en valeur réelle, 1 et 2,2 % si on les compare au budget 2011; souligne que plusieurs États membres prévoient une révision à la hausse de leur budget national supérieure à celle proposée par la Commission européenne pour le budget de l'Union; prend également acte des efforts faits par certains États membres pour réduire leur déficit budgétaire et ralentir la croissance de leur dette souveraine, la ramenant ainsi à un niveau plus acceptable;
7. wijst erop dat het jaarlijkse inflatiepercentage van de EU 27 voor 2011 wordt geraamd op 2,7%, wat betekent dat de voor 2012 voorgestelde nominale verhoging van de VK met 3,7% en van de BK met 4,9% in reële termen neerkomt op 1% en 2,2% vergeleken met de begroting van 2011; onderstreept dat verscheidene lidstaten plannen hebben om hun nationale begroting te laten stijgen met meer dan de toename die de Commissie voorstelt voor de begroting van de Unie; wijst tevens op de inspanningen van enkele lidstaten om hun begrotingstekort terug te dringen en de groei van de staatsschuld te beteugelen, teneinde deze tot een aanvaardbaarder niveau terug te brengen;

Dans leurs rapports annuels, toutes les grandes entreprises parlent d'"insuffisance actuelle des capacités" (Glaverbel 1998)(16) ou affirment que, par rapport à la période correspondante de 1998, l'année 1999 a été caractérisée par une croissance réelle de 4,3 % (Saint-Gobain 1999)(17), ou encore que la consommation totale de verre plat dans l'Europe des quinze connaît une croissance de 4 %, un taux supérieur à celui de la croissance du produit intérieur brut, et que la consommation de verre en 1999 devrait enregistrer la même tendance(18).
In hun jaarverslagen hebben alle grote ondernemingen het over de momenteel ontoereikende capaciteit (Glaverbel 1998)(16), of verklaren zij dat er tegenover dezelfde periode in 1998, voor 1999 sprake is van een reële structurele evolutie van + 4,3 % (Saint-Gobain 1999)(17), of nog dat het totale verbruik van vlakglas in het Europa van de 15 stijgt met 4 %, meer dan de groei van het bruto binnenlands product en dat het glasverbruik in 1999 dezelfde ontwikkeling moet kennen(18).

C'est là une hypothèse raisonnable puisque, avec un taux moyen d'inflation estimé à 3 %, elle correspond à une croissance réelle légèrement supérieure à 1 % par an.
Dat is een redelijke hypothese, daar dit bij een gemiddelde inflatie van naar schatting 3 % overeenkomt met een reële groei die iets meer dan 1 % per jaar bedraagt.