Dans ce cas, les compétences de l’administrateur se limitent au paiement des rémunérations et des indemnités visées à l’article 497/5 du Code civil, des frais funéraires et des autres créances privilégiées mentionnées aux articles 19 et 20 de la loi hypothécaire du 16 décembre 1851, ainsi que des frais de séjour en maison de repos, pour autant que ceux-ci soient antérieurs au décès de la personne protégée.
De bevoegdheden van de bewindvoerder zijn in dat geval beperkt tot de betaling van de bezoldigingen en vergoedingen bedoeld in artikel 497/5 van het Burgerlijk Wetboek, de begrafeniskosten en de andere bevoorrechte schuldvorderingen vermeld in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 evenals de rusthuiskosten voor zover deze dateren van vóór het overlijden van de beschermde persoon.