Les établissements déclarent la valeur notionnelle plafonnée des dérivés de crédit achetés (autrement dit lorsque l'établissement achète une protection de crédit à une contrepartie) avec le même nom de référence que les dérivés de crédit vendus par l'établissement lorsque l'échéance restante de la protection achetée est supérieure ou égale à l'échéance restante de la protection vendue.
Instellingen vermelden de begrensde notionele waarde van gekochte kredietderivaten (d.w.z. waarbij de instelling kredietprotectie van een tegenpartij koopt) op dezelfde referentienamen als de door de instelling geboekte kredietderivaten, waarbij de resterende looptijd van de gekochte protectie ten minste gelijk is aan de resterende looptijd van de verkochte protectie.