7. souligne que les politiques macro-économiques sont principalement associées à une augmentation de la «ségrégation» sexuelle du travail, de la fragilisation de l'emploi des femmes due à la sous-traitance, à l'augmentation de l'écart de rémunération entre les femmes et les hommes, à la réduction de l'accès des femmes à la santé et à l'éducation, à des inégalités plus fortes dans l'accès au crédit, aux terres et aux biens, et à l'accentuation de la féminisation de la pauvreté;
7. wijst erop dat macro-economisch beleid in hoge mate gekenmerkt wordt door een toename van segregatie tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt, destabilisatie van de werkgelegenheid van vrouwen door ondercontractering, grotere beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen, verminderde toegang van vrouwen tot gezondheids- en onderwijsvoorzieningen, toegenomen ongelijkheid in de toegang tot kredieten, grond en eigendom en een toename van de vervrouwelijking van armoede;