La Cour est interrogée au sujet de la différence de traitement que l'article 361 précité crée entre les contribuables à qui il est appliqué, qui verraient leur situation fiscale remise en cause au-delà des délais d'investigation et d'imposition prévus aux articles 333, alinéa 2, et 354, alinéa 1, du CIR 1992, et ceux à qui il n'est pas applicable, qui ne risquent pas de voir leur situation fiscale remise en cause au-delà de ces délais.
Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het verschil in behandeling dat het voormelde artikel 361 invoert tussen de belastingplichtigen op wie het wordt toegepast en wier fiscale toestand in het geding zou worden gebracht na de onderzoeks- en aanslagtermijnen bepaald in de artikelen 333, tweede lid, en 354, eerste lid, van het WIB 1992, en diegenen op wie het niet van toepassing is, wier fiscale toestand niet in het geding kan worden gebracht na die termijnen.