Le 7 avril 1992, un juge d'instruction a été chargé de procéder à une instruction à charge d'un certain nombre de personnes possédant notamment les qualités citées par l'honorable membre et qui étaient soupçonnées d'être auteurs ou complices d'infractions aux articles 118 et 120°cties du Code pénal.
Op 7 april 1992 werd een onderzoeksrechter gevorderd om over te gaan tot een gerechtelijk onderzoek lastens een aantal personen met onder meer de hoedanigheden vermeld door het geachte lid, en dit wegens inbreuken als dader of mededader, op de artikelen 118 en 120°cties van het Strafwetboek.