Le juge a quo demande si ces articles « interprétés en ce sens que les ascendants non héritiers d'un de cujus seraient tenus aux frais de dernière maladie de celui-ci envers un établissement hospitalier et ce même s'ils ont renoncé à la succession » violent « les articles 10 et 11 de la Constitution dans la mesure où les ascendants non héritiers d'un de cujus se verraient de la sorte opposer un ' privilège ' sans texte de la part d'un établissement hospitalier alors que tout autre créancier se verrait opposer les effets de la renonciation ».
De verwijzende rechter vraagt of die artikelen, « geïnterpreteerd in die zin dat de bloedverwanten in de
opgaande lijn die geen erfgenaam zijn van een erflater, gehouden zijn tot betaling van diens kosten van laatste ziekte ten aanzien van een ziekenhuisinstelling - en dit zelfs als zij de nalatenschap hebben verworpen -, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet [schenden] in zoverre aldus aan de bloedverwanten in de
opgaande lijn die geen erfgenaam zijn van een erflater, een ' privilège sans texte ' zou worden tegengeworpen door een zie
...[+++]kenhuisinstelling, terwijl aan iedere andere schuldeiser de gevolgen van de verwerping zouden worden tegengeworpen ».