L’assujetti qui, d’une manière habituelle cède а titre onéreux des biens visés а l’article 1er, § 9, 1°, qu’il a construits, fait construire ou acquis, avec application de la taxe, au plus tard le 31 décembre de la deuxième année qui suit celle au cours de laquelle a lieu leur première occupation ou leur première utilisation, est censé prélever pour ses propres besoins le bien non cédé а l’expiration du délai précité, lorsque ce bien n’a pas encore fait l’objet а ce moment de l’utilisation visée au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3°.
De belastingplichtige die geregeld goederen bedoeld in artikel 1, § 9, 1°, die hij heeft opgericht of laten oprichten of met voldoening van de belasting heeft verkregen uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van hun eerste ingebruikneming of hun eerste inbezitneming, onder bezwarende titel vervreemdt, wordt geacht het goed dat bij het verstrijken van de bovengenoemde termijn niet is vervreemd voor eigen behoeften te onttrekken, wanneer dit goed op dat tijdstip nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van de ingebruikneming bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.