Toute personne qui met en circulation ou qui, à des fins commerciales, détient une copie d'un programme d'ordinateur en sachant qu'elle est illicite ou en ayant des raisons de le croire, ainsi que toute personne qui met en circulation ou détient à des fins commerciales tout moyen ayant pour seul but de faciliter la suppression non autorisée ou la neutralisation des dispositifs techniques qui protègent le programme d'ordinateur, est coupable du délit de contrefaçon.
Hij die een kopie van een computerprogramma in het verkeer brengt of voor commerciële doeleinden bezit, terwijl hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is, dan wel middelen in het verkeer brengt of voor commerciële doeleinden bezit die uitsluitend bestemd zijn om de ongeoorloofde verwijdering of ontwijking van de technische voorzieningen ter bescherming van het computerprogramma te vergemakkelijken, is schuldig aan het misdrijf van namaak.