La Cour est interrogée sur la différence de traitement qui existerait entre les parents
de la victime d'un accident décédée avant d'avoir atteint l'âge de 25 ans et qui n'était pas leur principale source de revenus, suivant que cet accident est ou non un accident du travail (ou sur le chemin du travail) : dans le premier cas, la rente qui leur est versée jusqu'à la date à laquelle la victime aurait atteint l'âge de 25 ans (article 20bis ), représentant l'indemnisation des dommages corporels, les empêche d'exercer une action en réparation selon le droit commun (article 46, § 2, alinéa 2), alors qu
...[+++]e celle-ci peut être exercée par l'entreprise d'assurance (article 47), laquelle est tenue de verser au Fonds des accidents du travail (ci-après : F.A.T) la rente (convertie en capital) qui n'est pas due aux parents après la date à laquelle la victime aurait atteint l'âge de 25 ans (articles 59, 9°, et 59quinquies ); dans le second cas, l'action en réparation de droit commun peut être exercée par les parents de la victime.Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het verschil in behandeling dat zou bestaan tussen de oude
rs van het slachtoffer van een ongeval dat overleden is vóór de leeftijd van 25 jaar en dat voor hen niet de belangrijkste kostwinner was, naargelang dat ongeval al dan niet een arbeidsongeval (of een ongeval op de weg naar en van het werk) is : in het eerste geval kunnen zij, wegens de rente die aan hen wordt gestort tot de datum waarop het slachtoffer de leeftijd van 25 jaar zou hebben bereikt (artikel 20bis ) en die overeenstemt met de vergoeding van de lichamelijke schade, geen gemeenrechtelijke vordering tot vergoeding instellen (artik
...[+++]el 46, § 2, tweede lid), terwijl die vordering wel kan worden ingesteld door de verzekeringsonderneming (artikel 47), die verplicht is de (in kapitaal omgezette) rente die niet aan de ouders verschuldigd is vanaf de datum waarop het slachtoffer de leeftijd van 25 jaar zou hebben bereikt, te storten aan het Fonds voor arbeidsongevallen (hierna : F.A.O.) (artikelen 59, 9°, en 59quinquies ); in het tweede geval kunnen de ouders van het slachtoffer een gemeenrechtelijke vordering tot vergoeding instellen.