1) compter parmi ses membres de famille, une personne souffrant d'un handicap, par lequel on entend : pour les adultes, le handicap, visé à l'article 135, alinéa premier, 1° du Code des Impôts sur les Revenus, et pour les mineurs, l'éligibilité à recevoir des allocations familiales majorées;
1) een gezinslid met een handicap hebben, waaronder wordt verstaan : voor volwassenen, de handicap vermeld in artikel 135, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, en voor minderjarigen, het in aanmerking komen voor verhoogde kinderbijslag;