AG. considérant que, dans le rapport du Conseil des droits de l'homme sur les travaux de sa 28 session, du 8 juillet 2015, la délégation iraquienne a affirmé en substance que Daech a commis des crimes barbares qui pourraient constituer un génocide, des crimes contre l'humanité et des crimes de guerre sous la forme de massacres et d'exécutions collectives de prisonniers et de soldats faits prisonniers non armés, de membres du clergé, d'enfants et de femmes qui rejetaient leur idéologie";
AG. overwegende dat in het rapport over de 28e zitting van de Mensenrechtenraad van 8 juli 2015 de Iraakse delegatie bevestigde dat 'Da'esh barbaarse misdaden begaan heeft die gelijkgesteld kunnen worden aan genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden in de vorm van bloedbaden en massale executies van gevangenen en ongewapende soldaten, geestelijken, kinderen en vrouwen die de ideologie van deze organisatie verwierpen';