Art. 18. Le beau-frère, la belle-soeur, le grand-père et la grand-mère de la/du conjoint(e) de l'employé sont assimilés au beau-frère, à la belle-soeur, au grand-père et à la grand-mère de l'employé(e) pour l'application de l'article 16, n° 7 et 8.
Art. 18. Voor de toepassing van artikel 16, nrs. 7 en 8, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgenoot van de bediende gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de bediende.