Art. 56. § 1. Lorsque dans le cadre de l'exercice de ses fonctions, en particulier dans le cadre de ses fonctions en matière de contrôle de qualité et de surveillance, le secrétaire général constate qu'il existe des indices sérieux de l'existence d'une pratique susceptible de donner lieu à l'application d'une mesure administrative ou d'une amende administrative visée à l'article 59, il veille à respecter les principes et obligations applicables au stade de l'instruction en matière, selon le cas, de mesures ou sanctions administratives.
Art. 56. § 1. Indien de secretaris-generaal bij de uitoefening van zijn functie, inzonderheid op het vlak van de kwaliteitscontrole en het toezicht, ernstige aanwijzingen vaststelt van het bestaan van een praktijk die aanleiding kan geven tot het opleggen van een administratieve maatregel of een administratieve geldboete als bedoeld in artikel 59, ziet hij erop toe de beginselen en de verplichtingen die, in het stadium van het onderzoek, gelden met betrekking tot, naargelang het geval, administratieve maatregelen of sancties na te leven.