Art. 3. Les salaires horaires minimums des ouvriers et ouvrières âgés de 18 ans et plus sont les suivants, au 1 février 2005, dans un régime de travail de trente-six heures par semaine, à l'indice 114,41, pivot de la tranche de stabilisation 112,17 à 116,70 :
Art. 3. De minimumuurlonen van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder worden vanaf 1 februari 2005, in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week als volgt vastgesteld, tegen indexcijfer 114,41, spil van de stabilisatieschijf 112,17 tot 116,70 :