Selon le juge a quo, les dispositions en cause ne s'appliquent pas à l'exécution demandée par le créancier qui, le premier, a pris une inscription hypothécaire sur un navire, puisqu'un navire n'est pas un bien immeuble, de sorte que l'article 100, alinéa 2, deuxième phrase, de la loi sur les faillites ne s'applique pas, et puisqu'une hypothèque sur un navire n'est pas un privilège au sens de l'article 12 du titre XVIII du livre III du Code civil (ci-après : loi hypothécaire), de sorte que l'article 26, alinéa 3, de la loi sur les faillites ne s'applique pas davantage.
Volgens de verwijzende rechter vinden de in het geding zijnde bepalingen geen toepassing op de tenuitvoerlegging op verzoek van de schuldeiser die als eerste een hypotheek op een zeeschip heeft laten inschrijven, aangezien een zeeschip geen onroerend goed is, zodat artikel 100, tweede lid, tweede zin, van de Faillissementswet geen toepassing vindt, en aangezien een hypotheek op een zeeschip geen voorrecht is in de zin van artikel 12 van titel XVIII van boek III van het Burgerlijk Wetboek (hierna : Hypotheekwet), zodat artikel 26, derde lid, van de Faillissementswet evenmin van toepassing is.