Le fait que les services de recherche belges et néerlandais aient demandé l'aide du FBI ne peut s'expliquer que par deux raisons : soit le ravisseur a utilisé l'adresse e-mail d'un fournisseur d'accès établi aux États-Unis, auquel cas le FBI était habilité à demander des données dans son propre pays, soit le FBI avait la possibilité d'intercepter des courriels européens d'une autre manière, par exemple par le biais d'un autre service de sûreté américain.
Dat Nederlandse en Belgische opsporingsdiensten de hulp van het Amerikaanse FBI hebben ingeroepen, kan slechts ingegeven zijn door twee mogelijkheden: ofwel maakte de ontvoerder gebruik van een e-mailadres van een in de VS gevestigde e-mailprovider, zodat het FBI vanzelfsprekend territoriaal bevoegd was om in eigen land data op te vragen; ofwel beschikte de FBI op een of andere wijze, al dan niet via een andere Amerikaanse veiligheidsdienst, over de mogelijkheid om het Europese e-mailverkeer te onderscheppen.