La décision de non-prise en considération visée à l'article 57/6, alinéa 1 , 2°, visée par l'alinéa 3 de l'article 39/2 précité de la loi du 15 décembre 1980, est celle par laquelle le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides décide de ne pas prendre
en considération la demande de reconnaissance du statut de réfugié ou d'obtention du statut de protection subsidiaire introduite par un étranger ressortissant d'un Etat membre de l'Union européenne ou par un étranger ressortissant d'un Etat partie à un traité d'adhésion à l'Union européenne qui n'est pas encore entré en vigueur, lorsqu'il ne ressort pas clairement de sa déclaration
...[+++]qu'il existe, en ce qui le concerne, une crainte fondée de persécution au sens de la Convention internationale relative au statut des réfugiés, déterminée à l'article 48/3, ou des motifs sérieux de croire qu'il court un risque réel de subir une atteinte grave déterminée à l'article 48/4.De in artikel 57/6, eerste lid, 2°, bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingnem
ing, bedoeld in het derde lid van het voormelde artikel 39/2 van de wet van 15 december 1980, is die waarbij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen beslist de aanvraag tot erkenning
van de vluchtelingenstatus of tot het verkrijgen van de subsidiaire beschermingsstatus die is ingediend door een vreemdeling die een onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of door een vreemdeling die een onderdaan is van een Staat die partij
...[+++]is bij een toetredingsverdrag tot de Europese Unie dat nog niet in werking is getreden, niet in overweging te nemen wanneer uit zijn verklaring niet duidelijk blijkt dat er, wat hem betreft, een gegronde vrees voor vervolging bestaat in de zin van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, zoals bepaald in artikel 48/3, of dat er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op het lijden van ernstige schade, zoals bepaald in artikel 48/4.