Sans vouloir revenir sur les péripéties de la naissance et du vote de la loi organique des services de renseignement et de sécurité (Sénat nº 1-758/10,
11 et 15, Moniteur belge du 18 décembre 1998) (41), on peut considére
r que finalement le législateur belge a entend
u faire siennes les demandes réitérées du Conseil d'État et de la jurisprudence belge qui depuis 1990 rappelaient avec énergie la jurisprudence constante de la Cour européenne des droits de l'homme pour dénier
...[+++]tout droit de la Sûreté de l'État et des services de renseignement à la collecte et aux traitements d'informations vis-à-vis de citoyens ou de manière plus large d'individus (42) :Zonder dat we willen terugkomen op alle verwikkelingen rond het ontstaan en de goedkeuring van de organieke wet over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Senaat nrs. 1-758/10, 11 en 15, Belgisch Staatsblad van 18 d
ecember 1998) (41), kunnen we stellen dat de Belgische wetgever zich eindelijk heeft voorgenomen om de herhaalde vragen van de Raad van State en van de Belgische rechtspraak over te nemen, die al sinds 1990 krachtig wezen op de vaststaande rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens teneinde elk recht van de Staatsveiligheid en van de inlichtin
...[+++]gendiensten te betwisten op het inzamelen en verwerken van gegevens ten overstaan van burgers of meer in het algemeen van individuen (42) :