29. demande que les instances dirigeantes créées en rapport avec le mécanisme de financement de la lutte contre le changement climatique visé par l'accord de Copenhague garantissent une représentation égale entre pays développés et pays en développement; souligne que, afin de garantir une utilisation durable des transferts financiers, il convient de tirer parti de l'expérience acquise dans le cadre de la politique de développement et de mettre en œuvre les principes établis, tels celui de la "bonne gouvernance"; souligne que les pays donateurs doivent investir dans un renforcement de la "capacité d'absorption" des pays en développement, afin que ces derniers puissent utiliser efficacement les ressources;
29. wenst dat in de bestuursstructuren die met betrekking tot de klimaatfinanciering worden ingericht, op grond van de overeenkomst van Kopenhagen een gelijke vertegenwoordiging van ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden gewaarborgd is; benadrukt verder dat om te waarborgen dat de overdracht van middelen op duurzame wijze geschiedt, gebruik moet worden gemaakt van ervaringen in het ontwikkelingsbeleid en van erkende beginselen, zoals dat van "goed bestuur"; wijst erop dat de donorlanden moeten investeren in een vergroting van de "absorptiecapaciteit" in de ontwikkelingslanden, zodat deze de middelen doeltreffend kunnen inzetten;