G. considérant que le gouvernement iraquien a continué, au cours des onze dernières années, à accentuer son régime de terreur, à tous les niveaux de la société, et à commettre des violations graves et massives des droits de l'homme, y compris la persécution active des populations kurde, turkmène et assyrienne du Nord et des chiites du Sud du pays, notamment les habitants des marécages de basse Mésopotamie, et la destruction totale de leur identité, de leur mode de vie antique et des voies fluviales; constatant qu'aucun signe ne laisse présager un changement de politique,
G. overwegende dat de Iraakse regering de laatste elf jaar zijn terreurregime, met vertakkingen in alle geledingen van de samenleving, is blijven uitbreiden en ernstig en op grote schaal de mensenrechten is blijven schenden, met inbegrip van een actief vervolgingsbeleid ten aanzien van de Koerdische, Turkmeense en Assyrische bevolkingsgroepen in het noorden en de sjiieten in het zuiden, en met name ten aanzien van de bewoners van de Zuid-Mesopotamische moeraslanden, waarbij de identiteit, de traditionele levenswijze e
n de waterwegen van deze groepen volledig worden vernietigd, vaststellend dat er geen tekenen zijn die wijzen op een veran
...[+++]dering in het beleid,