23. prend note des efforts faits par Israël pour réagir positivement à la relation nouvelle qui existe entre la direction palestinienne et le gouvernement israélien; se félicite, en particulier, des mesures de confiance mises en œuvre, telles que la libération de prisonniers, la déclaration d’arrêt des attaques militaires, l’arrêt de la politique de destruction de maisons palestiniennes et la poursuite de la politique de désengagement de la bande de Gaza; rappelle à Israël que nulle action anti-terroriste ne saurait méconnaître les considérations relatives aux droits de l’homme;
23. merkt de inspanningen op die Israël zich heeft getroost om te reageren op de nieuwe relatie die bestaat tussen het Palestijnse en Israëlische leiderschap, verwelkomt in het bijzonder de maatregelen die zijn genomen om het vertrouwen te vergroten, zoals de vrijlating van gevangenen, de afkondiging van het einde van de militaire aanvallen, het einde van het beleid van het vernietigen van Palestijnse huizen en de voortdurende bevordering van het terugtrekkingsbeleid in verband met de Gazastrook; herinnert Israël eraan dat bij alle maatregelen ter bestrijding van het terrorisme de mensenrechten niet over het hoofd mogen worden gezien;