Dans ces conditions, la Cour estime que les autorités nationales (la France, en l'espèce) ont pu légitimement et raisonnablement considérer que le droit de pouvoir adopter dont M. Fretté se prévalait trouvait sa limite dans l'intérêt des enfants susceptibles d'être adoptés, nonobstant les aspirations légitimes du requérant et sans que soient remis en cause ses choix personnels.
In die omstandigheden concludeert het Hof dat de nationale overheden (in casu Frankrijk) met recht en reden hebben kunnen oordelen dat het adoptierecht waarop de heer Fretté aanspraak meende te kunnen maken, werd beperkt door de belangen van de voor adoptie in aanmerking komende kinderen, wat niet inhoudt dat vraagtekens worden geplaatst bij de legitimiteit van de wensen van de eiser en bij diens persoonlijke keuzen.