Art. 8. En cas d'infraction visée aux articles 3, 4 et 5 et, sans préjudice de l'article 42 du Code pénal, les biens qui constituent l'objet de l'infraction et les biens qui ont servi à la commettre ou qui étaient destinés à la commettre, même si ces biens n'appartiennent pas au condamné, ainsi que les avantages patrimoniaux résultant de l'infraction, sont saisis et le tribunal prononce la confiscation spéciale de ces biens et de ces avantages patrimoniaux.
Art. 8. In geval van een inbreuk bepaald bij de artikelen 3, 4 en 5, en onverminderd artikel 42 van het Strafwetboek, worden de goederen die het voorwerp van de inbreuk zijn en de goederen die daartoe gediend hebben of die ertoe bestemd waren, zelfs als deze goederen geen eigendom zijn van de veroordeelde, alsook de eventuele vermogensvoordelen voortvloeiend uit de inbreuk, in beslag genomen en spreekt de rechtbank de bijzondere verbeurdverklaring uit van deze goederen en vermogensvoordelen.