Les travaux préparatoires de la disposition en cause montrent que l'obligation de must carry résulte d'un accord implicite entre la Communauté française et la Communauté flamande, cette dernière ayant prévu une obligation de must carry similaire en faveur des chaînes de service public de la Communauté française à l'article 107, § 1, 4°, des décrets relatifs à la radiodiffusion et à la télévision, coordonnés le 25 janvier 1995 (Doc. parl., Parlement de la Communauté française, 1997-1998, n° 268/1, p. 11).
Uit de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling blijkt dat de must-carry- verplichting voortvloeit uit een impliciete overeenkomst tussen de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap, waarbij die laatstgenoemde in een soortgelijke must-carry- verplichting heeft voorzien voor de openbare zenders van de Franse Gemeenschap in artikel 107, § 1, 4°, van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995 (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 1997-1998, nr. 268/1, p. 11).