Les travaux préparatoires relatifs à cette disposition indiquent que le législateur a eu le souci de « prévenir la ' course à la caution ' qui pourrait s'instaurer dès la survenance de la faillite », puisque « la décision relative à une éventuelle décharge de la sûreté personnelle du failli ne sera prononcée qu'à la clôture de la procédure » (Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-1811/001, p. 8).
De parlementaire voorbereiding in verband met die bepaling stelt dat het de bekommernis was van de wetgever om « een ' wedloop naar de borgen ' te vermijden, wat zou kunnen gebeuren vanaf het faillissement », aangezien « de beslissing met betrekking tot een eventuele bevrijding van de steller van een persoonlijke zekerheid van de gefailleerde pas zal worden uitgesproken bij het afsluiten van de procedure » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1811/001, p. 8).