3. observe que dans ses conclusions adoptées le 7 juillet 2010 , le Conseil avait approuvé un montant de 6,6 milliards d'euros en valeur de 2008 pour la contribution de l'entreprise commune à la phase de construction du projet ITER; souligne avec préoccupation que, d'après les observations de la Cour, ce montant représente
le double de celui des coûts initialement inscrits au budget et ne tenait pas compte du montant de 663 000 000 EUR proposé par la Commission pour faire face à d'éventuels imprévus; estime que l'augmentation considérable du coût du projet risque de menacer l'existence d'autres programmes également financés par le budg
...[+++]et de l'Union et pourrait être contraire au principe de rentabilité; 3. merkt op dat in de op 7 juli 2010 aangenomen conclusies van de Raad een bedrag van 6,6 miljard EUR (in prijzen van 2008) werd vastgesteld als bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan de ITER-bouwfase van het project; merkt met bezorgdheid op dat dit bedrag volgens de toelichtende paragraaf van de Rekenkamer twee keer zo hoog is
als de oorspronkelijke begrote kosten en dat daarbij niet het bedrag van 663 miljoen EUR was inbegrepen dat door de Commissie werd voorgesteld om te voorzien in onvoorziene omstandigheden; is van mening dat de aanzienlijke groei van het project andere uit de begroting van de Unie gefinancierde progr
...[+++]amma's in gevaar kan brengen en in strijd kan zijn met het beginsel van een goede prijs-kwaliteitverhouding;