En raison de cette nomination par l'autorité publique, l'inspecteur de religion ne peut pas être assimilé à un ministre du culte ou à un employé du culte nommé par le chef du culte, dont la relation avec le chef du culte relève de la seule sphère cultuelle, conformément au principe découlant de l'article 21, alinéa 1, de la Constitution.
Door die benoeming door de overheid kan de inspecteur godsdienst niet worden gelijkgesteld met een bedienaar van de eredienst of met een werknemer van de eredienst die door het hoofd van de eredienst wordt benoemd en wiens relatie met het hoofd van de eredienst uitsluitend valt onder de sfeer van de eredienst, overeenkomstig het principe dat voortvloeit uit artikel 21, eerste lid, van de Grondwet.